Begroting 2020 Edam-Volendam

Lokale heffingen

Lokale heffingen

Onroerendezaakbelastingen

Van alle lokale heffingen genereren de onroerendezaakbelastingen (OZB) de hoogste opbrengst. De gemeente bepaalt het bedrag dat de belastingplichtige moet betalen op basis van de vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak. De WOZ-waarde wordt jaarlijks bepaald en vastgesteld. Voor een analyse van de waardeontwikkeling wordt verwezen naar de toelichting bij de vaststelling van de verordening onroerendezaakbelastingen 2020.   

Voor de bepaling van de verschuldigde belasting is naast de heffingsgrondslag (de WOZ-waarde) uiteraard het tarief van belang. In onze gemeente worden afzonderlijke tarieven gehanteerd voor de woningen en de zogenaamde niet-woningen. De limitering van de OZB-tarieven is per 1 januari 2008 afgeschaft. Het kabinet heeft wel het voorbehoud gemaakt dat de opbrengststijging landelijk beperkt moest blijven. Daartoe is een macronorm ingesteld die de maximale opbrengststijging voor een bepaald jaar aangeeft. Die macronorm komt te vervallen. In 2020 komt er een benchmark, waarin naast de OZB ook de riool- en afvalstoffenheffing worden vergeleken. Door een vergelijking van de gemeentelijke woonlasten en de tariefontwikkeling met landelijke en provinciale gemiddelden, moeten de onderlinge verschillen tussen gemeenten nog inzichtelijker worden. Ook moet de benchmark het lokale debat over de keuzes voor ontwikkelingen, zoals stijging van de lasten, bevorderen.

De onroerendezaakbelastingen worden berekend naar een percentage van de waarde van de onroerende zaak. De OZB wordt, in vergelijking tot bijvoorbeeld de bijtelling in het kader van het eigenwoningforfait, slechts over een klein percentage van de waarde geheven. Het OZB tarief voor eigenaren van woningen bedraagt in onze gemeente in 2019 0,0943%. De bijtelling in het kader van het eigenwoningforfait bij de inkomstenbelasting bedraagt in 2019: 0,65%.

De volgende tabel geeft weer welke OZB-tarieven de gemeente in 2020 hanteert en hoe deze zich verhouden tot de landelijke tarieven. De gemeentelijke tarieven 2020 zijn aangepast aan de geraamde waardeontwikkeling in het begrotingsjaar als gevolg van de herwaardering in het kader van de Wet WOZ (indicatief + 9,% bij de woningen en + 2% bij de niet-woningen). Uit het overzicht blijkt dat de gemeentelijke tarieven zich bevinden onder de landelijk gemiddelde tarieven. De definitieve bepaling van de tarieven volgt bij de vaststelling van de verordening onroerendezaakbelastingen 2020. Uiteraard wordt hier ook rekening gehouden met de voorgestelde stijging van de opbrengst ten opzichte van 2019 met 1,5%.

Een vergelijking van de OZB-tarieven op zich zegt overigens betrekkelijk weinig. Lage tarieven kunnen in combinatie met een hoge grondslag (waarde in het economische verkeer) toch tot een hoge belastingaanslag leiden. Vanuit het perspectief van de belastingbetaler zijn de gemiddelde woonlasten daarom een nuttiger indicator dan het tarief (zie Lokale Lastendruk).

Tarieven onroerendezaakbelastingen

Omschrijving

2019

2020

Verschil tov 2019

%

Landelijk

Woningen

Gemiddelde woningwaarde

279.000

304.000

25.000

266.000

Tarief

0,0943%

0,0879%

0,1115%

Onroerendezaakbelasting eigenaren

263,10

267,22

4,12

1,6%

296,59

Niet-woningen eigenaren

Gemiddelde waarde

330.000

337.000

7.000

Tarief eigenaren

0,1839%

0,1828%

0,2738%

Onroerendezaakbelasting eigenaren

606,87

616,04

9,17

1,5%

Niet-woningen gebruikers

Gemiddelde waarde

330.000

337.000

7.000

Tarief gebruikers

0,1468%

0,1455%

0,2041%

Onroerendezaakbelasting gebruikers

484,44

490,34

5,90

1,2%

De tarieven 'Landelijk' betreffen de gemiddelde tarieven 2019 (bron: COELO (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden).

Rioolheffing eigenaren

Op 15 februari 2018 is het gemeentelijk rioleringsplan 2018-2023 vastgesteld. Uit dit laatste plan blijkt dat de kostendekkendheid bereikt kan worden door een nominale stijging toe te passen van 2,5%, aangevuld met het inflatiepercentage. Voor 2020 is een inflatiepercentage aangehouden van 1,5 waardoor de lastenverhoging voor de burger uitkomt op 4%.

Afvalstoffenheffing

In deze begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 1,5% en een extra opslag van 6,6% voor een gefaseerde toegroei naar een volledige kostendekking. Meerjarig is van een jaarlijkse inflatiecorrectie van 1,5% uitgegaan, met een extra opslag in 2021 van 5,8%.  In onze gemeente bedraagt het verschil tussen een huishouden van één persoon ten opzichte van een twee- of meerpersoonshuishouden respectievelijk € 66,10 en € 77,70 en ligt daarmee gemiddeld hoger dan het landelijk gemiddelde (€ 49). Alle tarieven liggen hoger dan het landelijk gemiddelde.

Tarieven afvalstoffenheffing

Omschrijving

                   2019

                   2020

            Landelijk

Van één persoon

207,05

223,80

214,00

Van twee personen

268,20

289,90

263,00

Van drie of meer personen

278,90

301,50

263,00

Toeristenbelasting

De reguliere toeristenbelasting wordt geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachting in hotels, pensions en andere, soortgelijke vakantie-onderkomens. Met ingang van 2018 kent onze gemeente een afzonderlijk (lager) tarief voor het houden van verblijf op een kampeerterrein. Met ingang van 2019 is tevens een watertoeristenbelasting ingevoerd. In de begroting is een verwachte opbrengst watertoeristenbelasting van € 80.000 structureel opgenomen.

In 2019 kent 83% van de gemeenten een toeristenbelasting. In 76% van de gemeenten bedraagt het tarief een vast bedrag per overnachting. Ook komt het voor dat het te betalen bedrag afhangt van de overnachtingsprijs (in 4,8 procent van de gemeenten) of het aantal sterren van het hotel (0,8 procent). Dit komt met name voor bij grote steden. Het gewogen gemiddelde tarief bij alleen gemeenten met toeristenbelasting bedraagt € 2,70 per overnachting.

Voor het verkrijgen van extra inkomsten wordt voor de toeristenbelasting naast de inflatiecorrectie, een extra opslag toegepast van € 100.000 (+ 14,7%). Meerjarig wordt voor de jaren 2021 en 2022 eveneens van een inflatiecorrectie van 1,5% en jaarlijks een extra opslag van € 100.000 (resp. + 12,8% en + 10,9%) uitgegaan.

Hondenbelasting

Het tarief per hond bedraagt in 2020 in onze gemeente € 78,75 per jaar. Gemiddeld betaalt de houder van één hond in Nederland in 2019 € 76,07 per jaar. In 2019 wordt in 201 van de 355 gemeenten een hondenbelasting geheven. In die gemeenten woont 60 procent van de bevolking.

Reinigingsrechten

Reinigingsrechten kunnen worden geheven voor het aanbieden van bedrijfsafval aan de gemeente
of voor het inzamelen van dit afval door de gemeente. Gelijk aan de afvalstoffenheffing is het beleid erop gericht zoveel mogelijk kostendekkend te zijn. In de begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 1,5%. Meerjarig is eveneens van een jaarlijkse stijging van 1,5% uitgegaan.

Rioolheffing gebruikers

Naast de rioolheffing eigenaren wordt een gebruikersbelasting geheven voor percelen waar meer dan 300m3 water wordt ingenomen (en geloosd). Over de eerste 300m3 wordt niet geheven, waarmee een gemiddeld huishouden buiten de heffing valt. Uitgangspunt bij deze heffing is dat deze tezamen met de rioolheffing eigenaren 100% kostendekkend moet zijn.

Grafrechten

Met betrekking tot deze heffing is het beleid erop gericht zoveel mogelijk kostendekkend te zijn. In deze begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 1,5.

Leges

De gemeentelijke tarieven ter zake van deze heffingen worden over het algemeen met 1,5% verhoogd. Meerjarig wordt voor de jaren 2021 en verder eveneens een inflatiecorrectie van 1,5% toegepast.
Voor de leges omgevingsvergunning wordt, naast een inflatiecorrectie van 1,5%, ook rekening gehouden met maatregelen die moeten leiden tot een hogere kostendekkendheid. Zie hiervoor de toelichting bij Programma 3.

Havengeld

Ook voor deze heffing geldt een maximale opbrengstnorm van 100% van de geraamde lasten. Anders dan bij de afvalstoffenheffing en de rioolheffing wordt bij deze heffing, gelet op het afwijkende karakter, een volledige dekking niet nagestreefd. In de begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 1,5%. Meerjarig is eveneens van een jaarlijkse stijging van 1,5% uitgegaan.

Bruggeld

In de begroting zijn geen inflatie en/of belastingmaatregelen verwerkt.

Marktgeld

In deze begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 1,5.

ga terug