Begroting 2020 Edam-Volendam

Leeswijzer en uitgangspunten

Inleiding

Hierbij presenteren wij de digitale begroting van de gemeente Edam-Volendam.
De presentatie en opbouw van de begroting is gelijk aan de vorige begroting die voor de eerste maal digitaal was.
Hieronder volgt een toelichting over de opzet van de begroting alsmede de  uitgangspunten waarmee rekening is gehouden in de totstandkoming van deze begroting.

Opbouw begroting

De meerjaren begroting 2020-2023 kent qua presentatie geen andere opbouw dan u inmiddels gewend bent.
In de begroting voor 2019-2022 stonden per programma de speerpunten specifiek genoemd. Na vaststelling of invoering van het speerpunt, zijn de werkzaamheden en taken voor de organisatie onderdeel geworden van de going concern activiteiten. Per Programma is onder het  kopje 'algemeen' aangegeven welke speerpunten  uit de vorige begroting niet meer als specifiek speerpunt terugkomen.

Hieronder een korte toelichting op de onderdelen Programmaplan en Financiën.

Programmaplan

In het programmaplan worden de verschillende programma's nader toegelicht. Ieder programma kent de volgende opbouw:

  • Algemeen.
  • Speerpunten.
  • Financiën.
  • Beleidsindicatoren
  • Beleidsstukken
  • Verbonden partijen

Financiën. In het onderdeel Financiën  wordt geen onderscheid gemaakt tussen 'going concern' en 'programmaplan'. Bij het onderdeel 'wat mag het kosten' worden de integrale baten en lasten van het betreffende programma gepresenteerd. Dus inclusief de mutaties bestaand beleid, autonome ontwikkelingen en de voorstellen voor nieuw beleid.

De voorstellen voor nieuw beleid van het betreffende programma worden vervolgens afzonderlijk gepresenteerd en toegelicht. Daarbij is afzonderlijk aangegeven of het a, b of c posten zijn. Doordat de voorstellen direct op het juiste programma zijn verwerkt is er begin 2020 dus geen afzonderlijke begrotingswijziging meer nodig voor uw raad. Vaststelling van de begroting betekent vaststelling van het budget per programma, met dien verstande dat c-posten uiteraard pas kunnen worden uitgegeven nadat een afzonderlijk voorstel hiertoe door uw raad is geaccordeerd.

Beleidsstukken. Omdat de meerjarenbegroting een digitale vorm heeft gekregen is het mogelijk om hyperlinks toe te voegen. Onder dit onderdeel wordt per programma een verwijzing opgenomen naar de relevante notities die het beleidskader van het programma vormen.

Verbonden partijen. Per programma wordt, conform het BBV, inzicht gegeven in de relevante verbonden partijen. Daarnaast is er uiteraard de paragraaf verbonden partijen waarin dieper ingezoomd kan worden op het beleid rondom verbonden partijen.

Financiën

Het financiële deel van de begroting komt aan de orde in het hoofdstuk Financiën. In dit hoofdstuk wordt de opbouw van de begroting toegelicht. Aangegeven wordt hoe het huidige financiële meerjarenbeeld is opgebouwd vanuit de vastgestelde meerjarenbegroting 2020, reeds genomen raadsbesluiten en de doorwerking van de dit voorjaar vastgestelde zomernota. Vervolgens zijn in het kader van de totstandkoming van de meerjarenbegroting 2020 – 2023 diverse voorstellen en mutaties in beeld gebracht. Deze zijn onderverdeeld in mutaties bestaand beleid, meerjarig investeringsplan, autonome ontwikkelingen en nieuwe beleidsvoorstellen.

De mutaties bestaand beleid, meerjarig investeringsplan en de autonome ontwikkelingen worden op hoofdlijnen toegelicht. de voorstellen voor nieuw beleid worden afzonderlijk gepresenteerd in een tabel. Opgemerkt wordt dat deze voorstellen nieuw beleid (en nieuwe investeringen) ook per programma gepresenteerd en toegelicht worden.

Mutaties die meerdere programma's betreffen.
In de Zomernota treft u een aantal mutaties aan die onder meerdere programma's terugkomen. De reden hiervoor is dat het eerder genoemde LIAS o.a. werkt op basis van eenmalige input en meervoudig gebruik. Hetgeen inhoudt dat elke financiële mutatie op de begroting wordt ingevoerd én toegelicht. Vervolgens verschijnt deze mutatie onder het programma waar deze financieel betrekking op heeft (het is vanuit BBV ook verplicht de mutaties per programma op te nemen).  Een bijkomend gevolg is  dat wanneer een mutatie  op meerdere programma's betrekking heeft, de tekst bij die betreffende programma's terug komt.

Gehanteerde uitgangspunten

Voor de begroting 2020 en de meerjarenramingen 2021-2023 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.

Bestaand beleid

Bij het samenstellen van de begroting 2020 is geïnventariseerd in hoeverre meerjarig beschikbare beleidsbudgetten (t/m zomernota) moesten worden bijgesteld. Deze mutaties betreffen over het algemeen de 'beïnvloedbare budgetten'. Uitgangspunt daarbij was 'neutraal tenzij'.

Autonome ontwikkelingen

Onder deze categorie vallen de mutaties die een autonoom (veelal niet beïnvloedbaar) karakter hebben. Denk hierbij aan rijksontwikkelingen, areaalontwikkelingen, kapitaallasten of indexaties. Uitgangspunt is dat deze budgetten zo reëel mogelijk geraamd worden.

Meerjarig is in de begroting rekening gehouden met een jaarlijkse indexatie van 1,5%

Nieuw beleid en investeringen

Naast bovenstaande mutaties zijn ook nieuwe beleidsinitiatieven en investeringen in beeld gebracht. Deze zijn onderverdeeld naar de categorieën a, b of c.

a= het geld wordt direct na vaststellen van de begroting beschikbaar gesteld;
b= het geld wordt direct na vaststellen van de begroting beschikbaar gesteld, maar mag pas na een concreet besluit van het college over de besteding, worden besteed;
c= het geld wordt pas na een specifiek/apart raadsvoorstel en –besluit beschikbaar gesteld voor besteding.

De financiële consequenties van bovenstaande categorieën zijn integraal opgenomen in de begroting en opgenomen in de relevante programma's. Er is begin 2020 dus geen aparte begrotingswijziging meer nodig om e.e.a. toe te voegen aan de diverse programma's.

Saldo onvoorzien

Bij het opstellen van de begroting 2020 en meerjarenraming 2021 tot en met 2023 wordt een saldo onvoorzien van € 90.000 gehanteerd. Dit is gebaseerd op 0,1% van het begrotingstotaal van het voorgaande begrotingsjaar, in dit geval 2019, afgerond op tienduizendtallen.

Belastingen, rechten, heffingen en tarieven

Belastingen en rechten
Voor de onroerende-zaakbelastingen, toeristenbelastingen, hondenbelasting, precariobelasting, havengelden, marktgelden, grafrechten wordt voor 2020 en verder voor zover de kostendekkendheid dit toelaat, een inflatiecorrectie toegepast van 1,5%.

Reinigingsheffingen
Voor de reinigingsheffingen (afvalstoffenheffing en reinigingsrechten) wordt, voor zover de kostendekkendheid dit toelaat, een inflatiecorrectie toegepast van 1,5%. Gestreefd wordt naar 100% kostendekking.

Rioolheffingen
Voor de rioolheffingen (eigenaren en gebruikers) wordt conform het door de raad in februari 2018 vastgestelde GRP een stijging van 2,5% exclusief inflatie toegepast. Inclusief inflatie stijgen de rioolheffingen met 4,0%.

Leges
Voor alle leges wordt voor 2020 en verder een inflatiecorrectie toegepast van 1,5%. Uiteraard voor zover de kostendekkendheid en/of maximaal toelaatbaarheid van het tarief dit toelaat. Het betreft hier bijvoorbeeld de leges omgevingsvergunningen, reisdocumenten, rijbewijzen, parkeerontheffingen en burgerlijke stand.

CAI
Voor de CAI wordt voor 2020 en verder een inflatiecorrectie toegepast van 1,5%.

Tarieven verhuur/gebruik sport lokaliteiten
De aanpassing van de tarieven voor verhuur/gebruik van sport lokaliteiten vindt alleen plaats middels B&W-besluit.

Renteomslag percentage

Uitgangspunt is dat de (verwachte) werkelijke rentelasten opgenomen worden in de begroting.  Evenals in 2019 wordt er uitgegaan van een rente omslagpercentage van 0,5%.

Investeringen

Investeringen kunnen onderverdeeld worden in;

  1. Investeringen voortvloeiende uit beheers- en onderhoudsplannen (nieuwe-, uitbreidings- en vervangingsinvesteringen)
  2. Investeringen vastgesteld in eerdere begrotingen en aparte raadsbesluiten
  3. Investeringen voortvloeiend uit nieuw beleid 2020-2023 categorie a, b of c

De investeringen vallend onder 1 en 2 zijn integraal opgenomen in de programma's. Nieuwe investeringen zijn afzonderlijk benoemd per programma en hebben daar een a, b of c categorie gekregen. Investeringen in categorie c worden afzonderlijk aan de raad voorgelegd en pas vrijgegeven als de raad hier via een apart raadsvoorstel over heeft besloten. De financiële gevolgen van deze investeringen zijn wel al integraal in deze begroting geraamd.

Salariskosten

Voor indexatie van de salarislasten wordt uitgegaan van onderstaande percentages welke zijn gebaseerd op het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Rijk en een nog onderhanden cao-overleg voor 2019.  

Indexatie 2020
3,5 % personele uitgaven ambtelijk personeel
2% personele uitgaven politiek ambtsdragers
2,5% (onkosten) vergoeding politiek ambtsdragers

Indexatie 2021 en verder

1,5 % personele uitgaven ambtelijk personeel
1,5 % personele uitgaven politiek ambtsdragers
2,5% (onkostenvergoeding) politiek ambtsdragers

Huurcontracten

De ramingen van huren worden verhoogd conform gemaakte afspraken in de contracten.

Sociale uitkeringen

Voor sociale uitkeringen is het rijksbeleid gevolgd, aangevuld met financiële gevolgen uit eigen gemeentelijke verordeningen.

Bijzondere bijstand en WMO

De ramingen voor bijzondere bijstand en WMO zijn zoveel mogelijk realistisch begroot.

Subsidies

Voor indexatie van de subsidies wordt uitgegaan van het vastgesteld subsidiebeleid. hierbij gelden een paar aandachtspunten:

  • Uitgangspunt voor de uitvoering van het gemeentelijke subsidiebeleid is in eerste instantie de budgettaire neutraliteit.
  • Met de vaststelling van de begroting is duidelijk hoeveel geld er maximaal per beleidsveld beschikbaar is. Binnen het beschikbare totaalbudget per beleidsveld zijn de maximale budgetten voor subsidiering vastgelegd welke  conform de bepalingen in de Algemene subsidieverordening en de daaruit voortvloeiende subsidieregelingen de basis voor de subsidieplafonds per beleidsveld bepalen.

Uitkering Gemeentefonds
De raming wordt gebaseerd op de mei circulaire van het Rijk.

Aantal inwoners

Bij het opstellen van de ramingen is bij alle relevante inkomsten- en uitgavenramingen, uitgegaan van het onderstaande aantal inwoners.

 

Aantal inwoners

1-1-2019

36.102

1-1-2020

36.315

1-1-2021

36.532

1-1-2022

36.687

1-1-2023

36.887

Aantal woningen (verblijfsobjecten met woonfunctie)

Het aantal woningen waarmee in de begroting en meerjarenraming wordt gerekend is gebaseerd op het aantal verblijfsobjecten met woonfunctie. De gegevens worden gebaseerd op de aantallen uit de BAG-administratie. Deze gegevens worden vervolgens verhoogd/verlaagd op basis van de woningbouwplanning voor toekomstige jaren. Deze aantallen worden, daar waar dit van toepassing is, gebruikt voor de berekening van de belastingopbrengsten, legesopbrengsten en de berekening van diverse uitgaven- en inkomstenramingen.

Bij het opstellen van de ramingen en de aanlevering van informatie voor de begroting 2020 en meerjarenraming 2021 tot en met 2023 is uitgegaan van de onderstaande aantallen.

Aantal woningen

1-1-2019

15.028

1-1-2020

15.206

1-1-2021

15.445

1-1-2022

15.664

1-1-2023

15.832

Informatieplicht

Conform de vastgestelde financiële verordening (artikel 7) zijn de volgende zaken opgenomen in de uitgangspunten van de begroting:

Het college besluit niet over:

  1. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 250.000 per onderdeel met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar voor alle onderdelen bij elkaar, tenzij de raad al een exploitatie- of investeringsbudget beschikbaar heeft gesteld voor de hier genoemde onderdelen.  
  2. het verstrekken van leningen groter dan € 250.000 per te verstrekken lening met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar, tenzij de raad al een investeringsbudget beschikbaar heeft gesteld.
  3. het verstrekken van waarborgen of garanties met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar, met uitzondering van waarborgen of garanties in het kader van de sociale woningbouw, vallende onder de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Daarvoor geldt een maximum bedrag van € 15.000.000 per aanvraag.
  4. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, tenzij de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
ga terug